zaterdag 4 juni 2016

Serie: Kinderspelletjes (1) ~ 10 spelletjes zonder materialen

Afbeeldingsresultaat voor spelende kinderen
In al die jaren dat ik voor de klas mag staan, heb ik inmiddels heel wat korte spelletjes verzameld (zittend als notitie in een map), voor zo tussen de lessen door. Na hard werken en tijdens leswisselingen is het heerlijk voor de klas om even (5 minuutjes of zelfs korter) de gedachten te verzetten, zodat daarna met nieuwe energie aan een volgend vak begonnen kan worden. Deze spelletjes kunnen echter ook op verjaardagen gespeeld worden, thuis of soms in de auto. Alle spelletjes kunnen binnen gedaan worden, dus ook buiten.
In een nieuwe miniserie wil ik wat van deze spelletjes weergeven, als idee. Op internet zijn echter massa's spelletjes te vinden, dus vooral even googelen!
De serie is onderverdeeld in de volgende artikeltjes:

1. 10 spelletjes zonder materialen
2. 10 spelletjes met kleine materialen
3. 10 spelletjes voor in de auto
4. 10 spelletjes met een estafette-karakter
5. 10 groene spelletjes (spelletjes zonder winnaar of verliezer)

De spelletjes zijn leuk voor 9- à 10-jarigen, maar wellicht kunnen jongere en/of oudere kinderen er ook van genieten. 

Hier deel 1: 10 spelletjes zonder materialen

1.Gekke geschenken (groepsspel): Iedereen fluistert zijn linkerbuur een geschenk in het oor. Bij de rechterbuur fluistert iedereen wat men er mee kan doen. Iedereen noemt nu zijn geschenk met wat hij er mee kan doen. Hilariteit verzekerd.  

2. Vreemde fratsen (groepsspel): Iedereen neemt een lekkere houding aan. Die houding moet daarna onbeweeglijk worden volgehouden. In het midden probeert iemand de 'bewegingsloze' aan het lachen te maken. Wie houdt het vol?

3. Commando kloppen (groepsspel): Een speler geeft commando aan: commando platte hand, commando pink, etc. Zegt hij de woorden zonder commando ervoor, dan mag niemand zijn commando overnemen. Wie valt af?

4. Gedaanteverandering (groepsspel): Een speler kijkt eerst goed alle medespelers aan en gaat daarna even naar een andere ruimte. Bij één van de spelers wordt iets veranderd, zoals een trui die achterstevoren wordt aangedaan, of schoenen die verwisseld worden. De speler die weg is, wordt gehaald en moet raden (binnen een aantal afgesproken beurten) bij wie wat veranderd is.

5. Wie is het? (groepsspel): Een speler verlaat de ruimte. De rest van de kinderen wijzen een kind aan waarover het gaat. Alle spelers gaan staan en het kind dat de ruimte heeft verlaten, komt terug. Dit kind stelt vragen als: Is het een jongen? Is het een meisje? Heeft het een bril? Heeft het sandalen? Wanneer het gekozen kind bijv. geen bril draagt, gaan alle brildragers bij de vraag zitten. Zo blijft het aangewezen kind vanzelf over. 

6. Wie is de dirigent? (groepsspel): Een speler verlaat de ruimte. Bij de andere kinderen (zittend in een kring) wordt een dirigent aangewezen, die moet doen alsof hij een instrument bespeelt. De andere spelers doen hem zo ongemerkt mogelijk na. De speler die de ruimte verlaten heeft, komt nu terug en probeert de echte dirigent te ontdekken. 

7. Kop-aan-staart (minimaal tweetal): Een kind zegt een woord van twee lettergrepen, bijv. handbal. De volgende moet binnen 10 seconden een woord bedenken, dat begint met de laatste lettergreep van het vorige woord.

8. Laatste letter-eerste letter (minimaal tweetal): Een kind verzint een dierennaam. Het volgende kind verzint met de laatste letter een nie uwe dierennaam. Hoeveel nieuwe dierennamen kunnen verzonnen worden? 

9. Ik zie, ik zie (minimaal tweetal): Een kind zoekt iets op in de ruimte en zegt dan: 'Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet en de kleur is...' Het andere kind probeert in vijf beurten achter het verzonnen voorwerp te komen. Het kind dat het bedacht heeft, mag met 'warm', 'koud' en 'lauw' aangeven of het juist is. Een klassiek spel, maar het blijft leuk. Je kunt in plaats van een kleur ook vormen nemen.

10. Geluidenmakers (groepsspel): De kinderen gaan in een kring staan of zitten. Middenin de kring staat een kind met de ogen stevig dicht. Na even rondgedraaid te zijn, wijst hij een kind aan. Dit aangewezen kind maakt met verdraaide stem een geluid. Het kind middenin de kring moet raden wie het geluid maakte. Je kunt dit bijvoorbeeld in 3 raadbeurten doen.

Geen opmerkingen: